Molenaarsambacht erkend door Vlaanderen.
Het molenaarsambacht kent een rijk verleden. In het graafschap Vlaanderen verscheen rond 1180 de eerste houten, draaibare windmolen ter wereld. Eeuwenlang werden molens ingezet om graan te malen, zaden te pletten of polders droog te houden. Ze waren een onmisbare schakel in de voedselvoorziening en de motoren van onze economie. Tot pakweg tachtig jaar geleden stonden boeren met kar aan te schuiven aan de duizenden molens die Vlaanderen toen nog telde. Na de tweede wereldoorlog, door de opkomst van diesel- en elektromotoren, vielen de meeste molens stil. Vele traditionele wind- en watermolens verdwenen uit het landschap. Met hen verdwenen ook de beroepsmolenaars. Het molenaarsambacht was met uitsterven bedreigd. Gelukkig ontstond er een nieuwe soort molenaar: de vrijwillige molenaar.
De eerste vrijwillige molenaars kregen hun opleiding van de laatste beroepsmolenaars. Nu zijn er in Vlaanderen ook cursussen om nieuwe vrijwilligers op te leiden. De vrijwillige molenaars laten onze ambachtelijke molens draaien. Zo blijven de nog bestaande molens in goede staat en kunnen dure restauraties worden vermeden. Tot grote voldoening van buurtbewoners, toeristen en erfgoedzorgers houden deze vrijwillige molenaars het Vlaamse molenpatrimonium levend. Verschillende molenaarsverenigingen zetten zich in om de vakkennis naar volgende generaties over te dragen. De opname op de Inventaris Vlaanderen geeft niet alleen erkenning aan het historische ambacht, maar ook aan de huidige en toekomstige beoefenaars die onze molens als werkende monumenten in stand houden.